Het platform Stop Statuut Samenwonende nu zet zich – samen met talrijke partners – al jaren in voor de afschaffing van het statuut samenwonende. Dit statuut, dat aan het einde van de vorige eeuw als “tijdelijke” bezuinigingsmaatregel werd ingevoerd, beperkt de sociale rechten (werkloosheidsverzekering, arbeidsongeschiktheidsuitkering, inkomensvervangende tegemoetkoming en afgeleide rechten) van mensen, alleen omdat ze samenwonen – terwijl ze, al dan niet alleenstaand, evenzeer bijdragen aan de sociale zekerheid.

Hoe staat het met de strijd?

Deze eisen hebben grenzen verlegd tijdens de laatste legislatuur. Het maatschappelijk middenveld neemt steeds meer initiatieven. Er worden parlementaire hoorzittingen gehouden. De Rekenkamer berekent de kosten van de hervorming en de partijen nemen een standpunt in. In de aanloop naar de verkiezingen van 2024 spreken alle Franstalige partijen zich uit voor de afschaffing van het statuut samenwonende. Les Engagés nemen de afschaffing van het statuut op in de “sluiting van een nieuw sociaal pact[1]”, terwijl de MR haar “principiële instemming geeft onder voorbehoud van een herziening van het hele socialezekerheidsstelsel[2]”. Aan Vlaamse zijde blijven de standpunten over het statuut samenwonende uiteenlopend en in ontwikkeling. De CD&V pleit voor aanpassingen en Vooruit verdedigt een hervorming van het stelsel. Open VLD promoot de individualisering van sociale rechten, maar vreest dat dit tot werkloosheidsvallen zal leiden. De PVDA eist dan weer de volledige afschaffing ervan. Ten slotte heeft de N-VA haar standpunt aan het einde van de legislatuur bijgesteld: zij stelt nu voor om het statuut samenwonende binnen de sociale zekerheid af te schaffen, maar deze te behouden in de sociale bijstand[3].

Na de verkiezingen wordt de federale regering gevormd: de N-VA, de MR, Les Engagés, Vooruit en CD&V vormen een coalitie onder leiding van premier Bart De Wever. De kwestie van het statuut samenwonende is niet opgenomen in het federaal regeerakkoord. Bovendien verzwakken verschillende goedgekeurde of voorgenomen hervormingen de solidariteit binnen huishoudens – precies het tegenovergestelde van wat wij nastreven. Wij veroordelen drie hervormingen die direct of indirect het statuut samenwonende versterken.

De werkloosheidsverzekering afschaffen

Door de hervorming van het werkloosheidsbeleid zullen minstens 184.000 mensen uitgesloten worden van deze uitkering. Minstens 30 % van hen zal zich tot het OCMW wenden om een leefloon aan te vragen. Niet iedereen zal dat krijgen. Van degenen die het wel krijgen, zullen samenwonenden zwaar worden getroffen: zij gaan van een bedrag van 1 058 tot 1 195 euro werkloosheidsuitkering naar 876,13 euro leefloon. Sommigen zullen zelfs helemaal niets krijgen.

Dit geldt voor huishoudens waarvan het totale inkomen hoger is dan het leefloon voor samenwonenden, vermenigvuldigd met het aantal personen waaruit het huishouden bestaat (= 876,13 € × aantal personen). Laten we dit verduidelijken aan de hand van het voorbeeld van Charlotte, 45 jaar. Ze is dankzij de RVA een opleiding tot directieassistente begonnen en zit nu in het tweede jaar. Haar zoon werkt als buschauffeur voor een salaris van € 1.760, wat hoger is dan € 1.752,26 (€ 876,13 × 2 personen). Resultaat: Charlotte wordt uitgesloten van de werkloosheidsuitkering, heeft geen recht op een leefloon en kan haar opleiding niet afmaken.

Het OCMW toegang geven tot uw bankgegevens en die van de personen waarmee u samenwoont

Begin oktober 2024 hebben N-VA-volksvertegenwoordigers een wetsvoorstel ingediend dat de OCMW ‘s toegang zou geven tot het Centraal Aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten. De tekst wordt gesteund door de minister van Sociale Integratie, Anneleen Van Bossuyt, en wordt momenteel behandeld in de parlementaire commissie. Als het voorstel wordt aangenomen, zal het OCMW niet alleen gevoelige bankgegevens (met name spaarrekeningen, spaarproducten en verzekeringsproducten) van de aanvrager kunnen raadplegen, maar ook van alle personen met wie hij of zij samenwoont, van zijn of haar partner of van de gezinsleden ten laste. Neem bijvoorbeeld Sarah, die samenwoont met haar ex-partner, met wie ze geen band meer heeft, in afwachting van een nieuwe woning. Om Sarah sociale bijstand te verlenen, zou het OCMW de rekeningen van haar ex-partner moeten onderzoeken. Het blijkt dat hij een vrij goed inkomen heeft. Eenzijdig en zonder dat Sarah haar situatie heeft kunnen toelichten, zou het OCMW het bedrag van de aan Sarah toegekende sociale bijstand verlagen.

Met andere woorden, u hebt misschien nog nooit contact gehad met het OCMW, hebt geen familieband met de persoon of personen met wie u samenwoont, en toch worden uw financiële gegevens onder de loep genomen omdat u samenwoont. Met welk doel? Het is legitiem om zich deze vraag te stellen en te vrezen voor een intensivering van de toepassing van het statuut samenwonende – terwijl er toch intra- en extrafamiliale solidariteit bestaat om samen onder één dak te wonen en een waardig leven te leiden.

Het OCMW verplichten om rekening te houden met alle inkomsten van alle onderhoudsplichtigen

Een ontwerp van koninklijk besluit verplicht de OCMW ‘s om tijdens het sociaal onderzoek rekening te houden met alle inkomsten (met name werk, sociale bijstand en kinderbijslag) van al de onderhoudsplichtigen: ouders, kinderen, grootouders, adoptieouders/adoptiekinderen, echtgenoten en, onder bepaalde voorwaarden, ex-echtgenoten. Wat betekent deze nieuwe aanval op de privacy en de familiale solidariteit van een bepaalde groep van de bevolking? Laten we dit illustreren aan de hand van een getuigenis: om te voorkomen dat zijn grootmoeder geïsoleerd raakt, woont een student bij haar in, terwijl zijn grootmoeder een appartement in de buurt van de campus huurt. Hij ontvangt momenteel een leefloon voor de duur van zijn studie. Als dit ontwerp wordt aangenomen, verliest hij zijn leefloon omdat zijn grootmoeder een pensioen van 1 790 € ontvangt.

Ons standpunt, onze oproep

Terwijl wij pleiten voor de individualisering van sociale rechten en het stopzetten van de onderdrukking van solidariteit en respect voor de privacy, versterken deze hervormingen de controle en de afhankelijkheid binnen huishoudens en het verlies van rechten. In plaats van een einde te maken aan dit statuut, wordt de logica ervan juist nieuw leven ingeblazen. Laten we niet vergeten dat bij de laatste verkiezingen drie partijen van de huidige regeringscoalitie (Les Engagés, MR en N-VA) zich voorstander hebben getoond van de afschaffing van dit statuut. Les Engagés zag dit als een hefboom om een nieuw sociaal pact tot stand te brengen, rekening houdend met de evolutie van de samenleving en de arbeidsmarkt. De MR stelde als voorwaarde voor de afschaffing ervan een “herziening van het hele socialezekerheidsstelsel” — die ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De N-VA bevestigde haar voornemen om er een einde aan te maken op het gebied van de sociale zekerheid.

De hervorming van de werkloosheidsverzekering, de afschaffing van de welzijnsenveloppe en het structureel uitstellen van de indexering[4] zijn bezuinigingen die tienduizenden mensen blijvend zullen verarmen. Deze maatregelen staan volledig haaks op de toezegging om het statuut samenwonende af te schaffen en treffen juist diegenen die meer bescherming zouden moeten krijgen. Het is namelijk zo dat 46 % van de mensen die in 2022 recht hebben op een leefloon, daar gewoonweg niet van genieten[5]– een constatering die jaar na jaar blijft gelden. Wij eisen dan ook dat deze maatregelen worden ingetrokken en/of opgegeven en dat een echte versterking van de sociale rechten weer centraal komt te staan in het overheidsbeleid. Wij roepen de regering Arizona dan ook op om van koers te veranderen en de betrokken partijen om hun verkiezingsbeloften na te komen: eindelijk het statuut samenwonende afschaffen.

 

[1] Le courage de changer

[2] RTBF

[3] Congrès BMIN 2024

[4] Le report structurel de l’indexation est un délai imposé avant chaque revalorisation automatique des salaires et des allocations. Autrement dit, quand la vie devient plus chère, les gens doivent attendre plus longtemps (2 à 3 mois) avant que leur revenu augmente également.

[5] KULeuven & UCLouvain, 2024

Persoverzicht

Le statut de cohabitant dans le viseur de l’Arizona… La limitation du montant va peser sur les familles bénéficiant du revenu d’intégration

Allons-nous vers l’appauvrissement des personnes bénéficiant du revenu d’intégration sociale (RIS) ?

Onze verontschuldigingen, dit bericht is alleen beschikbaar in het Fr.

Le durcissement du statut de cohabitant prévu par le gouvernement fédéral est en marche. La réforme présentée par la ministre de l’Intégration sociale, Anneleen Van Bossuyt (N-VA) entend prendre en compte non seulement les ressources des conjoints, mais aussi celles des parents, grands-parents, enfants adultes, petits-enfants adultes, beaux-parents, gendres et belles-filles pour déterminer le revenu minimum. L’objectif est d’éviter le cumul d’aides et d’éviter d’éventuels abus.

Cette nouvelle façon de procéder n’aura pas d’impact sur les personnes vivant simplement en couple, puisque les ressources du conjoint sont actuellement déjà prises en compte dans le calcul du montant du RIS cohabitant. Cette réforme va conduire à l’appauvrissement des personnes bénéficiant du revenu d’intégration sociale (RIS), qui font déjà partie des plus fragiles de la société, alerte lundi la Ligue des familles dans une analyse détaillée de la réforme. Les membres de la famille en cohabitation seront ainsi davantage mis à contribution.

Tous les revenus des membres de la famille du cohabitant

En revanche, les personnes vivant sous le même toit que d’autres personnes majeures risquent de voir le montant de leur RIS s’effondrer puisque ce sont tous les revenus des membres de la famille du cohabitant qui seront pris en compte. La Ligue des familles cite par exemple le cas d’une grand-mère hébergée dans sa famille et dont la pension, peu importe son montant, sera prise en compte pour réduire le montant du RIS octroyé à son petit-enfant aux études supérieures.

Par ailleurs, la déduction des revenus familiaux, qui était jusqu’ici soumise à l’appréciation du CPAS, deviendra obligatoire et ce dernier sera donc contraint de retrancher les ressources d’autres personnes que le conjoint du RIS versé. Dans le même esprit, la déduction devra désormais concerner la totalité des revenus, alors que les CPAS peuvent, à l’heure actuelle, décider de ne pas prendre la totalité des ressources en compte dans son calcul.

La réforme prévoit bien une dérogation qui permettra aux CPAS de conserver cette marge de manœuvre, mais celle-ci devra être “rigoureusement justifiée, en expliquant les faits concrets, les raisons, mais aussi le mode de calcul qui justifierait la non prise en compte de la totalité des ressources des débiteurs alimentaires majeurs vivant sous le même toit que le demandeur.

Les allocations familiales

Enfin, les allocations familiales seraient déduites du RIS perçu par un enfant majeur cohabitant. Dans le cas d’un jeune de plus de 18 ans vivant avec sa mère, les deux pourraient bénéficier d’un RIS, mais celui de l’enfant serait raboté du montant des allocations familiales perçues par la mère, exemplifie la Ligue des familles.

Cette dernière craint donc que le projet de la ministre Van Bossuyt ne “pousse des jeunes issus de familles particulièrement précaires à arrêter anticipativement leurs études […] parce que les ressources de la famille ne suffiront plus à les financer et/ou parce que la famille sera obligée de pousser le jeune à chercher plus rapidement un emploi précaire pour subvenir aux besoins financiers familiaux”.

De plus, la réforme conduirait “à l’appauvrissement radicalisé de personnes déjà parmi les plus faibles de la société” par un “détricotage du dernier filet minimal de l’aide sociale que constitue le revenu d’intégration sociale”, conclut la Ligue.

Persoverzicht

‘Geen buikgevoelbeleid over cumul van uitkeringen’

‘ Deze hervorming van de leefloonberekening zal voor niets dan ellende zorgen’, schrijven schrijven Benaissa Nams en Caroline Van der Hoeven namens de Coalitie Humaan OCMW, het Belgian Minimum Income Network (BMIN) en het Platform Stop Statuut Samenwonende. ‘Maatschappelijk werkers hebben door hun opleiding veel meer expertise over armoede dan politici, maar toch zijn het politici die hen dicteren hoe ze hun werk moeten doen.’

Een nieuwe week, een nieuwe maatregel die uitkeringsgerechtigden pijn zal doen. Maandag kondigde minister van Maatschappelijke Integratie, Anneleen Van Bossuyt, aan dat OCMW’s bij het bepalen van een leefloon niet alleen rekening moeten houden met de bestaansmiddelen van partners van de aanvragers, maar ook met die van inwonende ouders, grootouders, meerderjarige (klein)kinderen, schoonouders, -zonen en -dochters.

De minister wil met deze wijziging een paar uitzonderlijke gevallen aanpakken waarin gezinnen meerdere leeflonen combineren. Naar een groot publiek klinkt zo’n streng beleid goed, maar in de praktijk zal dit het leven van veel mensen in een kwetsbare positie onmogelijk maken. Bovendien holt het de job van maatschappelijk werker van het OCMW nog verder uit.

Neem het volgende voorbeeld: Suzanne zit al enkele jaren vast in een relatie met een gewelddadige partner. Met het beperkte inkomen van haar deeltijdse job kan ze nergens huur betalen. Haar vader Erik is maar wat blij dat hij zijn dochter enkele maanden in huis kan nemen. Vroeger kon dat, maar door minister Van Bossuyt zal hij via een vermindering of zelfs verlies van zijn leefloon financieel afgestraft worden als hij zijn dochter helpt.

Toegegeven, OCMW’s kunnen uitzonderingen inroepen om  gezondheids- en billijkheidsredenen. Alleen moet de bevoegde maatschappelijk werker dan de concrete feiten en redenen opgeven net als de gehanteerde berekeningsmethode. Negen op de tien maatschappelijk werkers zeggen dat ze vandaag al te weinig tijd hebben voor begeleiding. Extra administratie erbij is simpelweg onmogelijk.Bovendien is het maar de vraag of lokale overheden die steeds vaker op zwart zaad zitten, die uitzonderingen willen bekostigen.

Maatschappelijk werkers hebben door hun opleiding veel meer expertise over armoede dan politici, maar toch zijn het politici die hen dicteren hoe ze hun werk moeten doen. Op die manier verwordt maatschappelijk werk tot een administratief beroep waar enkel opgelegde regeltjes uitgevoerd moeten worden.

Drie samenwerkingsverbanden, over de taalgrens heen, maken zich hier grote zorgen over: de Coalitie Humaan OCMW, het Belgian Minimum Income Network (BMIN) en het Platform Stop Statuut Samenwonende. Collectieven die armoedebestrijdingsorganisaties met vakbonden, mutualiteiten, beroepsverenigingen van maatschappelijk werkers in OCMW’s en andere middenveldorganisaties verenigen.

De administratieve overlast is een belangrijke reden waarom OCMW’s het steeds moeilijker hebben om hun vacatures ingevuld te krijgen. Maatschappelijk werkers willen doen waar ze voor opgeleid zijn: de grond- en mensenrechten garanderen van diegenen voor wie ze werken, niet hen controleren en sanctioneren.

Nog meer dan de maatschappelijk werkers zijn leefloongerechtigden de grootste dupe van deze maatregel. Het voorbeeld van Suzanne en Erik geeft al aan dat dit beleid de levensbelangrijke keuzevrijheid van mensen in een kwetsbare positie in het gedrang brengt. Zeker voor een aantal vrouwen mag je die uitdrukking letterlijk nemen.

Maar ook in gezinnen die niet onder partnergeweld gebukt gaan, zal deze hervorming van de leefloonberekening voor niets dan ellende zorgen. Naast de inperking van het leefloon dreigen immers ook sociale voordelen, zoals de kinderbijslagen, op het hakblok te belanden met behulp van een centraal register en de invoering van een uitkeringenplafond.

Deze kinderbijslagen zorgden er tot nu toe voor dat veel gezinnen toch een menswaardig inkomen hadden. Want let wel: het leefloon is in België te laag om op een deftige manier rond te komen. Een studie van de FOD Sociale Zekerheid geeft aan dat het leefloon voor een koppel met kinderen amper aan 70 procent van de Europese armoedegrens komt. Ethisch is dat natuurlijk onaanvaardbaar, maar ook arbeidsmarktgericht is dit zeer kortzichtig beleid. Als je mensen de middelen ontzegt om in zichzelf te investeren, zal het enkel moeilijk worden om hen naar duurzaam werk toe te leiden.

Nu zou je kunnen beweren dat in budgettair krappe tijden de tering naar de nering gezet moet worden: als je er dan nog van uitgaat van de beperkte logica dat sociaal beleid een kost en geen investering is, zou de nieuwe berekeningsmethode van het leefloon aannemelijk zijn? Maar zelfs die vlieger gaat niet op. Het kabinet van Van Bossuyt geeft toe dat het geen zicht heeft op hoeveel deze maatregel uitspaart. De hervorming van de leefloonberekenig is dus louter een ideologische beslissing.

De Coalitie Humaan OCMW, het BMIN-netwerk en het Platform Stop Statuut Samenwonende vinden dat leefloongerechtigden, maatschappelijk werkers en eigenlijk onze hele samenleving beter verdienen dan een beleid dat wantrouwen boven menselijkheid zet … zelfs in tijden waarbij tendentieuze en stigmatiserende “documentaires” als die van Christophe Deborsu de Wetstraat beheersen. We roepen minister Van Bossuyt dan ook op om deze beslissing terug te draaien. Iedereen wint erbij als het leefloon een springplank is en geen uitsluitingsmechanisme.

Benaissa Nams en Caroline Van der Hoeven schrijven deze opinie namens de Coalitie Humaan OCMW, het BMIN-netwerk en het Platform Stop Statuut Samenwonende. Dat zijn drie samenwerkingsverbanden die over de taalgrens heen de handen in elkaar slaan van armoedeverenigingen, maatschappelijk werkers en vakbonden.

Persoverzicht

S’attaquer au cumul des allocations, une fausse bonne idée

Dans le cadre de la limitation du cumul des aides sociales par foyer, La Coalition pour un CPAS humain, le réseau BMIN et la Plateforme Stop au Statut de Cohabitant.e publient une carte blanche visant à alerter sur les dangers de la mesure.

Onze verontschuldigingen, dit bericht is alleen beschikbaar in het Fr.

Qui dit nouvelle semaine, dit nouvelle mesure pénalisant les bénéficiaires d’allocations. Lundi, la ministre de l’Intégration sociale Anneleen Van Bossuyt a annoncé que les CPAS devront tenir compte, au moment de déterminer un revenu d’intégration, non seulement des ressources des partenaires des demandeurs, mais aussi de celles des parents, grands-parents, enfants et petits-enfants majeurs, beaux-parents, beaux-fils et belles-filles vivant sous le même toit. Avec cette modification de l’arrêté royal, la ministre souhaite s’attaquer à quelques cas exceptionnels dans lesquels des familles cumulent plusieurs revenus d’intégration. Un large public se félicitera peut-être d’une telle politique stricte. Mais dans la pratique, la mesure rendra la vie impossible à de nombreuses personnes en situation de vulnérabilité. En outre, elle affaiblira encore plus le rôle des travailleurs sociaux des CPAS.

Prenons l’exemple suivant : Suzanne vit depuis plusieurs années sous le même toit que son partenaire violent. Avec le revenu limité de son emploi à temps partiel, elle ne peut payer aucun loyer. Son père Erik souhaite héberger sa fille chez lui pendant quelques mois. Jusqu’à maintenant, cela était possible, mais dans le futur, selon la ministre Van Bossuyt, il devra être sanctionné financièrement par une réduction, voire la suppression de son revenu d’intégration pour avoir aidé sa fille.

Certes, les CPAS pourront toujours faire exception en invoquant des raisons de santé et d’équité. Mais le travailleur social en charge du dossier devra alors exposer les faits et les raisons concrets, ainsi que la méthode de calcul utilisée. Neuf travailleurs sociaux sur dix déclarent qu’ils ont déjà trop peu de temps pour l’accompagnement. Il est tout simplement impossible d’ajouter des tâches administratives supplémentaires. De plus, on peut se demander si les autorités locales, qui sont de plus en plus souvent confrontées à des pénuries financières, seront disposées à financer ces exceptions.

Grâce à leur formation, les travailleurs sociaux ont beaucoup plus d’expertise en matière de pauvreté que les politiciens, mais ce sont pourtant ces derniers qui leur dictent la manière dont ils doivent faire leur travail. De cette manière, le travail social devient une profession administrative où il suffit d’appliquer les règles imposées. Par-delà les frontières linguistiques, trois coalitions s’inquiètent fortement de cette situation : la Coalition pour un CPAS humain, le Belgian Minimum Income Network (BMIN) et la Plateforme Stop Statut de Cohabitant.e. Trois collectifs rassemblant les Réseaux de lutte contre la pauvreté, les syndicats, des mutuelles, des associations professionnelles de travailleurs sociaux de CPAS et d’autres organisations de la société civile. C’est une raison importante pour laquelle les CPAS ont de plus en plus de difficultés à pourvoir leurs postes vacants. Les travailleurs sociaux veulent exercer le métier pour lequel ils ont été formés : garantir les droits fondamentaux et les droits humains de ceux pour qui ils travaillent, et non les contrôler et les sanctionner.

Car plus encore que les travailleurs sociaux, ce sont les bénéficiaires du revenu d’intégration qui seront les principales victimes de cette mesure. L’exemple de Suzanne et Erik montre déjà que cette politique entravera la liberté de choix vitale des personnes en situation de vulnérabilité. Pour un certain nombre de femmes, en particulier, cette expression peut être prise au sens littéral.

Mais même dans les familles sans violence conjugale, cette réforme du calcul du revenu d’intégration sociale ne causera que des souffrances. Outre la réduction du revenu d’intégration, les avantages sociaux, tels que les allocations familiales, risquent également d’être attaqués grâce à la mise en place d’un registre central et à l’introduction d’un plafond pour les allocations.

Jusqu’à présent, l’allocation familiale permet à de nombreuses familles de disposer d’un revenu décent. Car il faut savoir que le revenu d’intégration en Belgique est trop bas pour permettre de vivre dignement. Une étude du SPF Sécurité sociale indique que le revenu d’intégration pour un couple avec enfants atteint à peine 70 % du seuil de pauvreté européen. D’un point de vue éthique, c’est bien sûr inacceptable, mais cette politique est également contre-productive vis-à-vis du marché du travail. Si vous privez les gens des moyens d’investir en eux-mêmes, il sera difficile de les orienter vers un emploi durable.

On pourrait avancer qu’en période de restrictions budgétaires, il faut se serrer la ceinture. Si l’on part du principe restrictif que la politique sociale est un coût et non un investissement, la nouvelle méthode de calcul du revenu d’intégration pourrait encore à tout le moins être étudiée. Mais même cet argument ne tient pas la route. Le cabinet Van Bossuyt admet qu’il n’a aucune idée du montant que cette mesure permettra d’économiser. La réforme du calcul du revenu d’intégration est donc purement idéologique.

La Coalition pour un CPAS humain, le réseau BMIN et la Plateforme Stop au Statut de Cohabitant.e estiment que les bénéficiaires du revenu d’intégration, les travailleurs sociaux, et, en fait, l’ensemble de notre société méritent mieux qu’une politique qui privilégie la méfiance plutôt que l’humanité… même à une époque où des « documentaires » tendancieux et stigmatisants comme celui de Christophe Deborsu dominent la rue de la Loi. Nous appelons donc la ministre Van Bossuyt à revenir sur cette décision. Tout le monde y gagne si le revenu d’intégration sociale est un tremplin et non un mécanisme d’exclusion.

La Coalition pour un CPAS humain, le réseau BMIN et la Plateforme Stop au Statut de Cohabitant.e